Ellis Bodifée, verpleegkundige op afdeling 2 (amputatie, traumatologie en orthopedie/cardio) van Adelante in Hoensbroek schrijft graag haar gedachten en ervaringen als verpleegkundige op 'papier'. Vandaag deel 2.
Mevrouw slaakt een diepe zucht terwijl ik de katheterspullen aan het opruimen ben. Het is een dagelijks - minimaal vier keer - terugkerend ritueel, waar ze allesbehalve naar uitkijkt. In welke situatie dan ook niet moeilijk voor te stellen, maar bij mevrouw is het eerlijk gezegd, om verschillende redenen, een behoorlijk gedoe. Tel daarbij nog een indrukwekkende ziektegeschiedenis, een slechte conditie en overtollige kilo’s bij op. Vermoeiende telefoontjes naar de gemeente zijn vervolgens de spreekwoordelijke druppel. “Het is mijn dag niet”, verzucht mevrouw. “Alles zit tegen vandaag!”. Ik ga bij haar zitten, we praten wat en ik zeg haar dat ik met haar mee hoop op een betere avond.
We zijn nog in gesprek, als – onaangekondigd - de deur opengaat en de kamergenote van mevrouw zich naar binnen haast. Het verrast me niet dat zij weer naar iets op zoek is. Deze zeer tengere dame op leeftijd, die met haar gewicht nog net geen drie keer in haar buurvrouw past, heeft een geheugen dat haar flink in de steek laat. Ik zit op mijn knieën op de grond om te kijken of de leesbril van mevrouw misschien onder het bed ligt, als achter mij ineens een soort noodkreet de kamer door galmt. Als ik mij omdraai zie ik dat de stoffen rugleuning van de rolstoel van eerstgenoemde dame een groot stuk ingescheurd is. Mevrouw leunt voorover in haar stoel. “Het is toch niet te geloven!?”, zegt zij met een niet te missen emotie in haar stem. “Ik ben zó zwaar dat ik letterlijk uit mijn stoel scheur!”. Erg vervelend want de rolstoelwerkplaats is ’s avonds natuurlijk gesloten. Met een zwachtel en wat creativiteit lukt het me een geschikte overbrugging tot morgen voor elkaar te krijgen. Op deze manier kan mevrouw toch nog even met haar echtgenoot de afdeling af. Het is inmiddels van haar gezicht af te lezen dat deze afleiding zeer welkom is.
Als ik later tijdens mijn ronde de kamers langsga, wil mevrouw na het katheteriseren om een andere reden naar het toilet. De transfer verloopt moeizaam, mevrouw is doodop. Met een zachte plof belandt zij op de bril en alsof het vandaag nog niet genoeg was, volgt er een krakend geluid. Hoe verzin je het!? De toiletbril compleet doormidden! We kijken elkaar aan en ik probeer snel te scannen hoe deze zoveelste tegenvaller van vandaag bij mevrouw valt. Helemaal niet goed, zonder twijfel. “Joh…, we geven gewoon de buurvrouw de schuld, niemand die het weet!” is het eerste en enige wat ik weet uit te brengen op dat moment. Mevrouw kijkt een beetje verwonderd naar me op en begint dan te lachen. Al snel neemt het lachvolume toe en komt mevrouw niet meer bij. De enige gepaste reactie leek mij om mee te lachen, niet dat ik daar trouwens nog grip op had. Ze vraagt een tissue voor haar tranen, terwijl haar billen nog steeds op de gebroken bril rusten. Als ik mezelf weer in de plooi heb, regel ik een sta-lift om mevrouw zonder extra belasting van het toilet te helpen. Ik heb namelijk het vermoeden dat nu ál haar energie van vandaag wel verspeeld is. Als ik mevrouw niet veel later een goede nacht toewens, ontgaat me haar, ogenschijnlijk ontspannen, glimlach niet.